Wednesday, October 24, 2007

Psyche

Reusachtig massief, met driehonderd torens, op den hoogsten top van den rotsgebergte, rees het koningsslot in de wolken.
Maar de top was breed vlak als een hoogland, en het slot breidde zich mijlen ver uit, met wallen, met muren van tinnen, mijlen, mijlen ver uit ...
En overal rezen de torens op, verloren in de wolken, en het slot was als een stad, hoog op de rots van bazalt.

Rondom het slot cirkelden lager en verder, lager en verder,
de valleien van het rijk, verschietende met horizonnen, de een achter den ander en altijd, altijd door.
Achter de kimmen daagden weêr kimmen; achter de rozige zilveren; achter de blauwende goudene; achter de grauwende, bleekende nevelende, wermelende weg, en nooit was de laatste te zien: bij helder weer doemde achter den einder altijd een einder weêr.

Ze cirkelden eindeloos achter elkaar, ze verloren zich in wegtrillende misten, en plotseling teekende scherper zich af de silhouet van hun kim.

Over de hooge torens streek soms een waas van wolkfloers heen, maar onder bruiste een vloed, die zich stortte wanhopig als waterval in een afgrond van peilloze duizeling.
Zoo scheen het of het kasteel oprees tot de hoogste starren, en daalde tot in de diepste middelpuntnaven der aarde.

Langs de meer van mannehooge kanteelen dwaalde Psyche veel rond, rondom het slot, dwaalde ze van toren naar toren, van tinne naar tin, met een glimlach van gedroom. Dan keek ze naar boven en strekte de hand als uit naar de starren, of keek naar beneden in het regenbogende watergeklots, tot het duizelde in haar hoofdje, en zij ijlings zich trok terug en de handjes sloeg voor haar oogen. En heel lang kon zij dan zitten in den hoek van een kanteel, de oogen ver, een lachje om hare lippen, de knieën opgetrokken en met de armen omvangen, en hare kleine vleugels lagen uitgespreid aan tegen het mossige steen, als een kapelletje,
dat zat onbewegelijk.

'Psyche' bij Louis Couperus

No comments: