“Mogen er ook steentjes in?” vraagt ze.
Ik knik instemmend en zie een kinderlijke glimlach op haar gezicht verschijnen. Ze is er duidelijk blij mee. Ik loop het gangpad in, waar ik haar vind met allerlei gekleurde steentjes in haar handen. Ze lijkt te zweven tussen de kleuren en ik vang de geur van haar parfum op. Even sluit ik mijn ogen om ze vervolgens halfduizelig weer te openen. Ik kijk om me heen, ze is er niet meer.
Mijn ogen zoeken haastig door de winkel, staand op mijn tenen probeer ik de winkel te overzien, maar mijn ogen vinden geen teken van haar. Lichte paniek.
“Hé, wat dacht je van zonnebloemen?” Ik schrik en kijk haar verbaasd aan. Ze stond achter me. Verlichting.
Ze lijkt niets te merken van mijn vertwijfelde blik.
Even sta ik nog gefronst en besluit weer achter haar aan te lopen. Ze huppelt bijna, lachend. Mijn meissie. Wanneer ze haar hoofd omdraait bij het zien van andere bloemen, raak ik even haar lange bruine haren aan. Altijd zacht.
“Hoe doet ze dat toch?” hoor ik mezelf mompelen.
“Lief, kom nou mee” ze pakt m’n hand en sleept me richting de lelies. Vreselijke bloemen, grafbloemen, maar ze vindt ze mooi. Van mij mag ze ze allemaal hebben, al zet ze het hele huis vol.
Mijn gezicht vertrekt als mijn neus de overheersende geur van de lelies opvangt, het verdrijft haar parfum.
Ik zie mezelf grijpen naar het laatste beetje. Alsof hoop vervliegt.
Ik krijg een kus in mijn nek, die me kippenvel bezorgt.
Ze is overal en toch .. Ze kijkt om als ze wegloopt.
Ik loop naar de kassa, om haar wensen te vervullen.
Drie bossen lelies in een grote vaas met gekleurde steentjes.
Mijn meissie. Terwijl de vrouw de bossen inpakt, en de vaas beschermt tegen breken, draai ik mij om en werp een laatste blik in de winkel. Ik ken elk hoekje, ik ben hier zo vaak geweest,
toch voelt het anders. Leeg. Koud.
Ik probeer haar geur te vinden, ik adem diep in en neem een flinke teug lelie mee naar binnen. Ik wankel op mijn benen en mijn hoofd duizelt. De vrouw vraagt of ik me goed voel. Ik knik en glimlach, ongemeend.
Ik stap in mijn auto en probeer mezelf bij elkaar te rapen.
Tranen vinden hun weg over mijn gezicht en ik hoor ze vallen op de lelies, die ik nog in mijn handen heb. Ik moet ze wegleggen, voor ik ze stukknijp. Ik haal mijn hand door de vaas heen en laat de steentjes één voor één door mijn vingers glijden.
“Ik mis je zo” vertel ik de steentjes.
Saturday, September 8, 2007
Subscribe to:
Post Comments (Atom)
1 comment:
Mooi verhaal.
Zo zie je toch maar weer dat de kunst van het korte verhalen schrijven nog niet vergaan is.
Ik hoop binnenkort nog eentje van je te lezen.
Post a Comment